konijnen informatie
Algemeen
Konijnen zijn gezelschapsdieren en vinden het fijn om een maatje te hebben. Dit kan van een ander geslacht zijn, maar ook van hetzelfde geslacht. Twee vrouwtjes gaat bijna altijd goed,een man en een vrouwtje ook, twee mannetjes kan heel goed gaan, maar dan wel uit het zelfde nest. Belangrijk om te weten is dat een rammetje al met vier maanden vruchtbaar is en om zwangerschap te voorkomen kan je een rammetje laten castreren op een leeftijd van zes maanden. Tot 1 maand na de castratie is het mannetje nog vruchtbaar.
Konijnen zijn prooidieren, dus is het belangrijk om het konijn op te pakken zodat hij je ziet, doe je dat niet dan schrikt het konijn. Laat het konijntje lekker op schoot zitten als je hem gaat aaien. De nageltjes moeten iedere drie maanden geknipt worden. Dat kan je zelf doen of bij een goede dierenwinkel.
Voeding
Voeding is erg belangrijk, zeker voor het darmstelsel van het konijn.
Hooi
Het basisvoedsel van konijnen is hooi. Hooi moet er altijd zijn. Een handje hooi per dag is niet genoeg. Hooi moet dagelijks in ruime mate gegeven worden. Een konijn moet 24 uur per etmaal hooi kunnen kauwen. Is het hooi allemaal opgegeten, dan moet het direct weer aangevuld worden met een nieuwe pluk hooi. Wees met hooi nooit zuinig! Hooi is om verschillende redenen het belangrijkste voedsel voor een konijn:
1. Het bevat vrijwel alle voedingsstoffen die een konijn nodig heeft en zorgt voor een gezonde darmflora.
2. Hooi wordt snel door de darmen gevoerd, dat is belangrijk voor een konijn want hierdoor krijgt hij een goede darmwerking, met weinig kans op verstoppingen.
3. Doordat een konijn de hele dag op hooi kauwt, slijten de kiezen goed af en is er minder kans op haken aan de kiezen. Doordat de kiezen goed afslijten, slijten ook de voortanden goed af.
4. Het kauwen op hooi geeft een konijn wat te doen. Ook stress reageert een konijn af door op hooi te kauwen.
Water
Water mag nooit ontbreken. De waterbehoefte is ca. 50 ml per kg lichaamsgewicht per 24 uur. Het ene konijn drinkt meer dan het andere, dit is ook afhankelijk van hoeveel groenvoer een konijn dagelijks krijgt. Hoe meer groenvoer gegeten wordt, hoe minder de waterbehoefte zal zijn. Dit regelt een konijn zelf. Zorg er dus altijd voor dat de waterbak of waterfles dagelijks gevuld wordt met fris, schoon water. In oud water ontstaat bacterie-groei, waardoor een konijn ziek kan worden.
Droogvoer
Biks (groene korrels) heeft de voorkeur boven gemengd voer. De reden hiervoor is dat konijnen bij gemengd voer vaak de lekkere gekleurde dingen uit het voer eten en de groene korrels uit dat voer te laten liggen. Maar hier zitten juist de waardevolle voedingsstoffen in, die een konijn nodig heeft. Nog een reden is dat gemengd voer veel koolhydraten bevat. Het geven van te veel van dit voer kan leiden tot blindedarmproblemen, met als gevolg de bekende kwaal van aangekoekte ontlasting. Eet een konijn zijn gemengde voer binnen een kwartier allemaal op en eet hij daarnaast veel hooi, dan is het geen bezwaar om gemengd voer te geven. In alle andere gevallen is het beter om over te schakelen op biks.
De maximale hoeveelheid droogvoer voor een konijn moet niet meer dan 25 gram per kg. lichaamsgewicht per dag zijn. Een jong konijn tot de leeftijd van zes maanden, mag meer krijgen, zolang hij goed hooi blijft eten. Een konijn van zes jaar of ouder dat mager wordt, mag ook meer krijgen. Maatstaf voor de hoeveelheid te geven droogvoer is altijd de mate van hooi eten. Laat een konijn het hooi staan of gaat het er minder van eten, dan krijgt het te veel droogvoer.
Houd zoveel mogelijk vaste tijden aan om te voeren. Regelmaat is belangrijk.
Wennen aan voer
De eerste dagen moet een nieuw konijn precies hetzelfde eten als wat het gewend was! Dus altijd wat overgangsvoer meenemen voor de eerste dagen. Na 2 dagen kan een beetje nieuw voer bij het oude. Vervolgens iedere volgende dag wat meer nieuw voer, en wat minder oud voer. Het maagdarmstelstel van het konijn kan zo wennen aan het nieuwe voer.
Groente opbouwen
Als je een jong konijn na een paar dagen (of weken) groente wilt gaan geven moet dat opgebouwd worden. Opbouwen is heel belangrijk om diarree te voorkomen. Het opbouwen van groenvoer gaat als volgt: de eerste dag 1 stukje (bijvoorbeeld) andijvieblad. De keutels van de volgende dag afwachten. Als die rond en stevig zijn, kan die dag een groter stuk andijvieblad gegeven worden. Weer de keutels van de volgende dag afwachten, als die goed blijven de groente verdubbelen. Als de keutels goed blijven kunnen nieuwe groenten toegevoegd worden, op dezelfde manier, één voor één introduceren en de keutels afwachten. Zodra de keutels zacht worden is dat een teken dat de laatst toegevoegde groente (nog) niet verdragen wordt. Die groente dan niet meer geven. Na verloop van tijd kun je opnieuw uitproberen of je konijn een heel klein stukje van deze groente verdraagt. Worden de keutels opnieuw zacht, dan deze groente nooit meer geven, je konijn verdraagt het niet. Het opbouwen van groenvoer is ook belangrijk voor een oud(er) konijn dat geen groenvoer gewend was.
Groenvoer kun je beter niet de ene keer wel en de andere keer niet geven. Beter òf helemaal niet, òf elke dag. Als een bepaalde groentesoort een keer niet voorradig is en het konijn heeft bijvoorbeeld een week zonder moeten doen, begin dan weer met matig geven, om het maagdarmstelsel opnieuw te wennen
Goede groenten
Voorbeelden van goede groenten om te geven zijn: andijvie, broccoli, venkel (heel weinig), bleekselderij (3 cm), selderieknol, koolrabi, witlof, veldsla, waterkers, boerenkool, paksoy, mosterdblaadjes, frambozenblaadjes, paardebloemblad, wortel en het loof van wortelen. Het is voor veel konijnen niet goed om teveel wortel te eten. Er zit veel suiker in en sommige konijnen krijgen hierdoor diarree. Een kleine wortel, of een stuk van een grote wortel per dag is voldoende. Geef liever winterwortel dan bos- of waspeen. Pluk nooit paardenbloembladeren langs de kant van een weg. Die zijn bevuild door uitlaatgassen. Let op dat er geen uitwerpselen van andere dieren liggen, dit kan een wormbesmetting veroorzaken.
Slechte groenten
Groenten die niet gegeven mogen worden: prei, ui, bieslook, bonen, erwten, mais, vaste kool, spruitjes. Veel klaver geeft ook problemen, net zoals veel nat gras. Met de grasmaaier afgemaaid gras mag nooit gegeven worden. Geplukt of geknipt lang gras mag wel. Wees voorzichtig met koolsoorten. Een konijn kan daar gasvorming van krijgen. Van de koolsoorten beter alleen broccoli, bloemkool en 's winters boerenkool geven. Op boerenkool zijn de meeste konijnen erg gek.
Fruit
Fruit mag matig gegeven worden i.v.m. met de suikers die het bevat. Teveel suiker kan darmproblemen geven. Dus per dag niet meer dan 1 aardbei of 1 kers, een partje appel, enz. Fruit moet op dezelfde manier opgebouwd worden als groente. Een konijn mag appel, peer, banaan, aardbei, enz., eigenlijk alles wat hij lust, met schil en al. De eerste dag met een klein stukje beginnen. Appelpitjes zijn giftig.
Brood
Konijnen vinden oud hard brood erg lekker. Geef ook dit met mate.
Snoep
Er zijn speciale konijnensnoepjes te koop. Die vinden konijnen erg lekker.
Knabbelen
Laat het konijn ook knabbelen anders worden de tanden te lang. Vruchtentakken en wilgentakken zijn daar geschikt voor.
Zindelijk maken
Konijnen zijn dieren die met een beetje geduld zindelijk te maken zijn. Sommige konijnen doen vanuit zichzelf al hun behoefte op een vaste plek. Als dat het geval is, is het vaak nog maar een kleine stap om je konijn zijn behoefte in een konijnentoilet te laten doen. Andere konijnen doen hun behoefte echter waar het hen uitkomt, vaak verspreid door het hele hok.
Let bij het kiezen van een konijnentoilet op het formaat van de bak en het formaat van je konijn. Het moet een bak zijn waar hij met gemak in kan komen. Het konijn moet het verschil doorkrijgen tussen zijn kooi/hok en zijn toilet. Het is daarom raadzaam om in het toilet een andere bodembedekker te gebruiken dan in hun hok. De konijnen voelen op die manier het verschil tussen kooi en toilet. Kies voor een bodembedekker die goed absorbeert, zoals bijvoorbeeld kattenbakkorrels van houtvezel. Bij konijnen die uit zichzelf als hun behoefte op één plek doen, zul je minder werk hebben dan bij een konijn dat zijn behoefte overal doet.
Zet de bak in het begin neer op de plek waar je konijn (het meeste van) zijn behoefte doet. Kiest je konijn er ineens voor om hier een andere plek voor uit te kiezen dan verplaats je de bak met hem mee. Als baasje is het belangrijk consequent te zijn als je het konijn zindelijk wilt krijgen. Elke keutel die naast de bak gaat moet je zelf in de bak leggen. Plasjes die buiten de bak gaan veeg je op met een keukenpapiertje en vervolgens leg je het papiertje met de urine in het toilet van het konijn. Het konijn zal in het begin nog geregeld een plasje of keuteltje buiten het toilet deponeren. Dit heeft deels met het wennen aan de bak te maken maar ook zeker met het afbakenen van territorium. Het is dus belangrijk die plasjes op te vegen en in de bak te deponeren zodat het konijn zijn toilet ook als zijn territorium gaat zien
Lichaamstaal
Grommen, krabben of aanvallen = Ik ben bang, ga weg
Stampen met de achterpoten = Gevaar of uitdaging om te spelen Knarsetanden = Ik voel me lekker
Zachtjes knorren, piepen, rondjes draaien = Ik ben verliefd
Met speeltjes gooien = Ik speel of ben boos
Achter je aan rennen = Ik wil spelen
(Handen) likken = Ik vind je lief
Languit liggen = Ik ontspan
Rechtop staan = Ik wil alles zien, ben nieuwsgierig
Hard tanden knarsen, wegkruipen of = HELP, ik ben ziek
stil in een hoekje zitten
Schreeuwen of gillen = Ik ben vreselijk bang